Gastverhaal: Een bijzondere ontmoeting
Auteur: Joke van creatieveverhalen.be

Een bijzondere ontmoeting
Pieter speelt vrolijk in de tuin met zijn hond Max. Hij gooit de bal weg en Max rent zo snel als hij kan door het hoge gras om de bal te vangen. Dan stapt hij fier met de bal in zijn muil terug naar Pieter, zodat die nog een keer kan gooien. Pieter gooit hoog en ver. Max moet ervan hijgen. Zijn tong hangt al uit zijn bek. Maar hij geeft nog niet op. Hij blaft speels naar Pieter als teken dat hij nog een keer moet gooien.
“Okee, Max, hier komt ie!”, roept Pieter naar zijn trouwe vriend.
En de bal vliegt door de lucht om met een smak tussen de bloemenstruiken te landen.
“Makkie”, denkt Max en hij haalt de bal zonder aarzelen eruit.
“Nou zeg… nog een keer?”
Max kijkt zijn baasje vrolijk aan.
“Deze keer wordt het moeilijk, hoor! Let maar op!” En Pieter draait zichzelf rond, terwijl hij de bal stevig in zijn handen klemt. Na enkele wentelingen, zwaait Pieter de bal heel hard weg. Hij vliegt tot helemaal naar de andere kant van de tuin.
“Wow! Die is ver!”, denkt Pieter bij zichzelf.
Maar even later staat Max alweer naast Pieter met de bal in zijn muil. Hij blaft.
“Nog een keer? Ben je nog niet moe?”
Max blaft alweer.
“Goed, nu écht super ver dan! Deze haal je nooit!”
Pieter rent de tuin in en loopt dan de glijbaan van zijn speelhuisje op. Daar gooit hij de bal heel hoog in de lucht. Hij kan bijna de vliegtuigen raken die er rondvliegen. En dan pats…valt de bal op het braakliggend stuk grond naast hun huis, tussen allerlei hoge stukken onkruid
“Oh nee!”, zegt Pieter. “Nu moeten we de bal gaan zoeken. “Hij zucht.
“Kom mee, Max. Jij hebt een goede neus! Gebruik die maar om de bal op te sporen!”
Pieter en Max zoeken op het stuk grond maar kunnen de bal niet vinden. Ze duwen met hun handen en poten takken weg en schoppen bergjes aarde plat.
Maar er is geen bal te zien.
Plots begint Max hevig te blaffen.
“Wat is er, jongen? Heb je de bal gevonden?”
Max piept boven een stuk aarde en springt er hevig op en neer.
“Rustig maar, Max. Hier is geen bal, dat zie je zo!”
Maar Max blijft piepen en blaffen en begint dan wild met zijn poten in de grond te graven.
“Niet doen, Max! Je maakt je helemaal vies zo!”
Maar Max gaat verder, nu sneller en sneller.
“Max, stop! Hoor je me? Stop!”
En alweer lijkt de hond Pieter niet te horen en gaat hij verder met zijn graven. En dan zien ze plots iets blinken onder het aardoppervlak. Het is geel en groot.
“Wat is dat nu?”
Pieter gaat op zijn knieën naast Max zitten en begint met zijn handen de put mee verder uit te graven. En dan komt het gele ding helemaal tevoorschijn. Het is een gouden kroon met rode diamanten in.
“Wauw! Kijk dan eens!”, roept Pieter naar Max en hij zet de kroon fier op zijn hoofd.
“Zou er nog meer zijn?”
Max blaft en zet zijn poten alweer in de aardeput om verder te graven.
Als de put is uitgegraven tot wel drie meter diep en vijf meter breed, vinden Pieter en Max een grote houten
kist. Het is een zware kist met een goudkleurig slot op.
De twee vrienden kijken elkaar verbaasd aan.
“Jij die kant en ik deze”, beveelt Pieter zijn hond.
Samen proberen ze de zware koffer op te heffen. Ze moeten het helemaal naar hun huis dragen, anders
kunnen ze nooit weten wat erin zit! Maar jee, wat is dat ding zwaar! Pieter hijgt en kreunt en hoe hard hij
ook zijn best doet; die koffer wil maar niet uit de put geraken.
“Je moet harder trekken, Max! Komaan, gebruik al je tanden!”
Max omklemt het handvat van de koffer met alle macht die hij in zich heeft. Maar er komt geen beweging in.
Pieter stopt met trekken. Hij houdt zijn handen onder zijn kin.
“Het gaat nooit lukken zo. We moeten… Ik weet het!
We moeten een schep halen thuis, dan breken we het slot open! Kom snel, Max!”
Maar Max blijft stijf staan en blaft luid. Hij stampt met zijn poten op de grond.
“Je hebt gelijk, jongen! Iemand moet de schat bewaken. Blijf jij hier dan? Ik kom zo terug met de schep!”
“Woef!”, klinkt het.
“Koning Pieter komt zo terug!”, grinnikt hij, met nog steeds zijn mooie kroon op zijn hoofd.
Als Pieter even later terugkomt met de schep in zijn handen, is Max nergens te bespeuren. Ook de koffer is weg.
“Max? Ma…aax? Waar ben je?”
Pieter kijkt verbaasd om zich heen. Hij begrijpt er niets van. Zou zijn trouwe viervoeter er met de schat vandoor zijn gegaan? Dat kan toch niet?
“Max? Kom jongen, hier!”
Stilte.
Plots klinkt er een zware mannenstem. Het komt uit de dichte bosjes onkruid, waar de bal ergens geland moet zijn.
“Zo zo”, klink het.
Een slordige man met lange zwarte baard, wit hemd met rood lint eromheen en zwarte broek komt tevoorschijn. Hij draagt een zwarte driepuntige hoed met een doodskop op. Een piraat! Er staat een piraat voor Pieter zijn neus! Help!
“Zo zo”, herhaalt hij zichzelf.
“En wat hebben we hier?”
Met zijn zwaard in zijn rechterhand draait hij rondjes in de lucht, terwijl hij gevaarlijk op Pieter afstapt. Hij laat zijn grijze tanden zien die mogelijks al enkele jaren niet meer zijn gepoetst. Er zitten hele voedselresten tussen dat met groengele aanslag tussen de tanden wordt bijeengehouden. Het is gewoon ronduit smerig.
“Vertel op!”, zegt de piraat en hij duwt met zijn zwaard in Pieter zijn buik. “Wie ben jij?”
Pieter weet niet waar hij het heeft en stamelt: “Ik, euh..ik… ik ben Pieter, meneer de euh…piraat.”
“Pieter? Wat een gekke naam!”De piraat giert het uit.
Een muffe geur komt uit zijn mond en van zijn kleren, iedere keer dat zijn buik op en neer gaat van het lachen.

Als de piraat stopt met lachen, kijkt hij Pieter streng aan.
“En wat doe jij hier, Pieter?”
“Ik, euh… mijn bal… Max… Max! Waar is Max?”
“Max? Oh, bedoel je misschien die wandelende vlooienbaal?”. De piraat wijst naar de onkruidbosjes.
Max ligt er vastgebonden aan touwen, tegen een stekelstruik aan.
“Max!” Pieter wil snel naar zijn vriend toelopen maar “Niet zo snel, jochie!”
“Maar maar…”
“Tut tut! Eerst maar even ruilen, denk je niet?” en hij wijst naar de glimmende kroon op Pieters hoofd.
Pieters smijt de kroon naar de piraat en rent vervolgens naar zijn lieve harige vriend.
“Max, jongen toch? Alles goed? Heb je pijn?”
In de schaduw van de struiken ziet Pieter de piraat weer achter hem staan. Hij houdt Max stevig vast in zijn armen.
“Ga weg! Je hebt je schat terug! Laat ons nu met rust!”
“Dat zal ik doen. Maar...”
“Maar wat dan? Ga!”
De piraat gniffelt en zet een stapje naar voren.
“Je bent best een moedige jongen, weet je wel? Weet je wat? Hier! Ons geheimpje!”
Pieter draait zich om en ziet de glimmende kroon voor zich liggen in het gras.
“Echt?”, glundert hij naar de piraat.
“Yep! En als je later groot en sterk bent, kan ik je misschien leren om een echte piraat te zijn. We kunnen best wel nog wat jochies gebruiken.”
“Wauw! Dat zou zo cool zijn!”
De piraat knipoogt naar Pieter.
“Maar Max dan?”
“Die doet het vast reuzegoed als piratenhond!
Whahaha!”
En daar is de geelgroene smurrie weer tussen zijn tanden.
“Maar waarom was u dan eerst zo gemeen en bond je Max vast?”
“Een goede kapitein moet zijn pitraten eerst uittesten, nietwaar? En jij lijkt me prima geschikt!”
“Dus, dus… het was allemaal alsof? Je ging ons nooit echt pijn doen?”
“Tuurlijk niet, jochie! Dat doen we alleen bij de vijand.”
Weer een knipoog.
Dit keer moet Pieter lachen, al was het dan vooral van opluchting.
“Haha, goed hoor!”
“Dus je doet het? Ik mag je later weer komen opzoeken en dan vaar je met me mee op de wilde zeeën?”
“Jazeker! Alleen… op één voorwaarde.”
“En dat is?”
“Dat alle piraten vanaf nu hun tanden beter poetsen.
Ik bedoel…ieuw!”
En toen rolden ze met z’n drieën luidop lachend in het gras.

EINDE
Ik ben nieuwsgierig wat jij er van vind! Laat je het me weten?
Reactie plaatsen
Reacties